Hirsi Ali is alles waar Nederland niet van houdt
door Corine Vloet in het nrc: Hirsi Ali is alles waar Nederland niet van houdt.
In Nederland is het geen verdienste als iemand een discussie op gang brengt, integendeel. Verder strekt het ook niet tot aanbeveling als iemand mooi is, uitzonderlijk en vooral: een vrouw. Hirsi Ali rekende op westerse waarden, ze kreeg gepolder.
Dat Hirsi Ali vertrekt naar Amerika, is op zich niet erg. We hebben geboft dat ze het hier zo lang heeft volgehouden. De meeste anderen waren in haar plaats allang vertrokken. Wel erg is wat de Zembla-affaire in de afgelopen week zoal heeft blootgelegd over onze samenleving. Met ongewone scherpte hebben zich een aantal ingesleten reflexen en taboes afgetekend die ons, ook nadat Hirsi Ali is vertrokken, nog lang parten zullen spelen.
Die taboes waren er al en zij kwam in het Haagse doormodder moeraspolitiek polderpeil nivellering en assimilatie in dit pannekoekenland waar alles overzichtelijk tot op het grondwater wordt afgebroken.
Waar iemand slechts tot maaihoogte mag groeien en door het partijbelang van links als rechts de PvdA en de VVD in het mijnenveld terecht komt en de VVD vervolgens fijn de rijen sluit en Hirsi Ali precies een jaar voor de verkiezingen van 16 mei 2007 dumpt door haar statenloos te verklaren.
Allereerst hét grote verwijt dat Hirsi Ali gedurende haar hele carrière is gemaakt, onlangs bondig verwoord door Hans Wiegel: „Ze heeft standpunten ingenomen die toch heel erg polariserend waren.” Zoiets is problematisch in ons land. Het is geen verdienste in Nederland dat iemand discussie losmaakt waar voorheen geen discussie was; het is een bedreiging. Het lijkt wel een hardnekkig oud-Hollandsch bijgeloof: als ergens niet over wordt gesproken, bestaat het ook niet. Het debat veroorzaakt polarisatie, waar voorheen slechts harmonie en eensgezindheid waren. Fundamentalisten bestonden niet in ons land, totdat het Woord hun leven inblies. Zo wist ook Ilja Leonard Pfeijffer in deze krant te melden dat Hirsi Ali „medeverantwoordelijk [is] voor het klimaat waarin sommige islamieten zich zozeer van Nederland vervreemd voelen dat zij zich niet langer gehouden voelen aan de Nederlandse wet”. Als was zij de eenvrouwsversie van het broeikaseffect. De net-niet-Dichter des Vaderlands, die wellicht een bovengemiddeld sterk geloof in de macht van het woord koestert, dicht Hirsi Ali hier wel zeer bijzondere, haast bovenmenselijke krachten toe.
Ja, dat bovenmenselijke van de heilige Ayaan was ook de bewijsvoering van de Engelsen om the Maid of Orleans with her snowwhite banner op de brandstapel te krijgen. In Belgie heeft men de Hexenhamer al uit de kast gehaald, een standaardwerk van de vrouwenvervolging door de kerkelijke inquistie.
Dit erelid, wichelroedeloper en groot orakel van de Veel Ver Dieners partij uit Dieven, hoe kon het toepasselijker of was het Dieren, nou opperaap op de landelijke politieke apenrots past evengoed.
Deze provenciale studentikoze blaaskaak met blote billen gezicht is echt niet te beroerd om als bezoldigd commissaris bij een computerbedrijf een btw/bv caroessel fraude van 6 miljoen buiten het jaarverslag te houden om zijn commissie veilig te stellen. Deze Wiegel mag wel schandknapen en mooie jongetjes regelen voor homofiele senatoren als van Riel. Kregen ze heroine of als braak genoteerde flessen sterke drank uit de familieslijterij?
Die echt niet te beroerd is een week nadat hij woordvoerder om voor het militaire vliegveld dat dicht gaat in Drente een burgerluchtvaartdoel te lobbyen zijn naamsbekendheid te verhogen door een tweetal in de media geprinte open brieven aan Ayaan Hirsi met volksmenner aanvallen en stemmingsmakerij.
Dat mag dan het goede voorbeeld geven als boegbeeld van de Partij.
Want Ayaan haar snavel laten houden daar score je mee in deze mediadictatuur.
Polarisatie is negatief in dit land want dan worden de achterliggende gedachten
opeen bespreekbaar en dat is politiek niet verstandig.
Standpunten horen vooral vaag te zijn en de maatschappelijke disscusie dient vooral
in bedekkende gangbare termen te worden gevoerd en bepaalde onderwerpen zijn
taboe verklaard vanwege buitenlanders die hun eigen cultuur willen doordrukken.
„Overeenstemming over de algemene richting van de maatschappij” geldt in Nederland als „uiterst belangrijk”, constateerde de Amerikaanse historicus James Kennedy in de vorig jaar verschenen bundel Nederland op scherp. Buitenlandse beschouwingen over een stuurloos land. Hij schrijft: „Als een bepaalde consensus tot stand is gekomen in Nederland, is het erg moeilijk om kritiek te leveren; mensen zijn niet langer echt geïnteresseerd in filosofische discussies over de grondslagen en de dieper liggende kwesties die nu door de consensus beslecht zijn. Deze algehele overeenstemming moedigt de discussie ook niet aan.” Immers, eendracht maakt macht, zoals iedere Nederlander weet. Waar onoverbrugbare meningsverschillen dreigen, wordt soms een poging gedaan feiten om te buigen tot plooibare meningen, om te zien of we het uiteindelijk toch niet allemaal eens kunnen worden. Zo kan hier een minister van Onderwijs voorstellen om Intelligent Design op het universitair curriculum te zetten, omdat dat een brug zou kunnen slaan tussen de harde wetenschap en allochtone studenten.
Onze angst voor stevige discussie heeft echter wel een aantal vervelende consequenties. Een daarvan is het door Kennedy gesignaleerde fenomeen van „plotselinge, radicale en massale bekeringen en enorme paradigmaverschuivingen” die volgen op lange perioden van saaie consensus. In zo’n politieke consensuscultuur, schrijft Kennedy, „worden tegengestelde visies niet tegen elkaar uitgespeeld, maar volgen ze elkaar op”.
Bovendien maakt de Nederlandse consensuscultuur Nederlanders gevoelig voor stemmingmakerij. De schijn van geloofwaardigheid volstaat, mits context en bron maar vertrouwd zijn. Zo kon Zembla, erkend kwaliteitsprogramma, wegkomen met journalistiek broddelwerk als ‘De heilige Ayaan’ – mede dankzij bijval van andere praatprogramma’s, een hoogleraar en een onafhankelijk Kamerlid dat zijn enige kans waar zag om geschiedenis te schrijven.
De druk om te conformeren is groot: we weten wat bon ton is, wat je als weldenkend beschaafd mens behoort te vinden, wat ‘buiten kijf’ staat, wat de gezaghebbende stemmen ons voorhouden. Al wat daar niet in past, wordt zo lang mogelijk genegeerd. Maar die eensgezind gekoesterde opvattingen kunnen, zoals we in de afgelopen jaren bij herhaling hebben gezien, in één keer omslaan.
Een van de zaken die buiten kijf staan in Nederland, is dat je niet mag discrimineren – het is misschien wel het grootste Nederlandse taboe. Van een terecht en noodzakelijk verbod op racisme en discriminatie is dat – gevoed door schuldgevoelens over de Tweede Wereldoorlog – uitgegroeid tot een diepgewortelde, cultuurrelativistische afkeer van elke vorm van onderscheid. Alles en iedereen is precies even goed als de rest, en geen haar beter. Hoe vaak hebben we de woorden ‘hoofd’ en ‘maaiveld’ niet gehoord in de afgelopen dagen? Bijna even vaak als ‘gelijke monniken, gelijke kappen’, vermoedelijk.
Deze houding leidt er bijvoorbeeld toe dat hoogopgeleide expats hier door de IND bejegend worden als waren het potentiële drugscriminelen die uit zijn op onze vetpotten. Inmiddels is economisch nut ook een factor geworden bij de toelating van migranten, maar dat mag niet aan de grote klok gehangen: „We voeren het beleid geruisloos in, omdat we bang zijn voor stennis”, aldus hoogleraar migratiegeschiedenis Piet Emmer in NRC Handelsblad van 6 mei. Er zou maar eens discussie van komen.
Het leidde er ook toe dat niet eens zo heel lang geleden – ongeveer totdat Hirsi Ali aantrad als parlementslid – elke vorm van kritiek op de islam of islamitische culturen met het verwijt ‘racisme’ dan wel ‘intolerantie’ van tafel kon worden geveegd.
Hirsi Ali schond het ‘boven het maaiveld’-taboe op alle denkbare manieren. Ze pleitte bijvoorbeeld voor selectie van immigranten. „Ik vind persoonlijk – en dat is geen partijstandpunt – dat je moet selecteren”, zei ze in Nova. „Talentvolle asielzoekers, die bereid zijn de Grondwet te erkennen en daarbij te leven, geen gevaar maar een aanwinst zijn voor de samenleving, verdienen de voorkeur boven de mensen die alles waar Nederland voor staat afwijzen en een vijand worden van de staat.”
Maar erger nog dan al haar controversiële opvattingen bij elkaar was haar eigen uitzonderlijkheid. Hirsi Ali blinkt uit, moeiteloos. Haar carrière is een fenomenale prestatie, zoals ook haar broer zei in Zembla. Ze is iets wat wij in Nederland helemaal niet graag zien: een zelfverzekerde, intelligente, aantrekkelijke, kosmopolitische, bevlogen, eigenzinnige, sterke, internationaal succesvolle en onafhankelijke vrouw. En dan ook nog zo zwart als roet! Geen valse bescheidenheid, nee, Hirsi Ali verontschuldigde zich op geen enkele manier voor haar succes. Onvergeeflijk, in Nederland. Over haar présence op het diner vanTime Magazine wordt nog altijd met verwondering en nauwelijks verholen afkeuring gesproken – te glamorous. Wat had ze dan moeten aantrekken? Een bananenrokje?
Nederland had Hirsi Ali een stuk acceptabeler gevonden als ze net iets lelijker, iets dommer en iets zieliger was geweest. Alle bijval in de afgelopen week is geen toeval: Nederlanders houden van verliezers, net als in ons voetbal. Overigens lijkt voor veel Nederlandse moslims het feit dat ze vrouw is en afvallige nog altijd genoeg om haar het eeuwige hellevuur toe te wensen.
Hoezeer het feit dat ze vrouw is tegen haar heeft gewerkt, blijkt uit de reacties op Hirsi Ali’s pleidooi The right to offend. Een stap te ver, oordeelde ook deze krant. Maar toen Salman Rushdie in 2005 een lezing met exact dezelfde strekking gaf voor de Amerikaanse mensenrechten en schrijversorganisatie PEN, met de titel ‘Defend the right to be offended’ (een positie die door internationale PEN en de Index on Censorship wordt gesteund), stonden tal van Nederlandse intellectuelen te juichen. Rushdie verkondigt elders dezelfde opvattingen als Hirsi Ali, en niet minder scherp. Van hem kunnen we het aanmerkelijk beter hebben.
Dat brengt ons bij de kern van de zaak. Vanaf het begin is het Hirsi Ali te doen geweest om de positie van de – islamitische – vrouw. Ze plaatste misstanden als gedwongen huwelijken, mishandeling, vrouwenbesnijdenis en economische en sociale achterstand met een zekere urgentie op de agenda. Daarvoor koos ze het podium waarvan ze dacht dat het de zaak het beste zou dienen. Haar eigen idealen en overtuigingen plaatste ze boven partijpolitieke overwegingen. De inhoud telde; de verpakking, of dat nou PvdA of VVD was, veel minder. En waar het die overtuigingen betrof, bleek ze niet bereid of in staat om op welke manier dan ook water bij de wijn te doen. Geen handige eigenschap voor een Nederlands politica, die geacht wordt te kunnen polderen in idealen.
Maar ook om andere redenen is haar bevlogen stellingname het grote struikelblok geweest voor Hirsi Ali. De politica richtte zich op de verbetering van de positie van vrouwen. Maar – en dit is één van de redenen dat haar ideeën niet meer weerklank vonden – vrouwen vinden we in Nederland niet zo belangrijk. Hoe anders valt de enorme achterstand te verklaren, ten opzichte van andere westerse landen, op het gebied van arbeidsparticipatie, kinderopvang, inkomensongelijkheid en het percentage vrouwen in leidinggevende posities? Jaar in jaar uit wordt het gemeld in rapporten en onderzoeken zonder dat de overheid daar enige consequentie aan lijkt te verbinden. Vrouwen zijn geen onderwerp om mee te scoren in Nederland.
Crucialer, het heeft er alle schijn van dat Hirsi Ali als idealistische nieuwkomer de rol van idealen en waarden in onze samenleving schromelijk heeft overschat. Vanaf haar eerste publicatie schreef ze met het vuur van de bekeerling over democratische principes, westerse waarden en de idealen van de Verlichting. Ze was daarin consequent tot op het bot. Wie anders zou, uit naam van de vrijheid van meningsuiting, een pleidooi hebben gehouden voor Mohamed Fahmi B., het lid van de Hofstadgroep dat volgens haar onterecht in de gevangenis zit? „Toepassing van de wet mag niet leiden tot uitholling van de open samenleving”, zei Hirsi Ali over zijn zaak. Dat hij haar vermoedelijk het liefst in de hel zou zien branden, met die open samenleving erbij, doet er helemaal niet toe.
Maar, zoals we de afgelopen vijf jaar herhaaldelijk hebben kunnen constateren zijn de Nederlandse idealen en waarden flinterdun. Onze beroemde tolerantie sneuvelde als eerste. Openheid, vrijheid, non-conformisme, de multiculturele samenleving en zo nog wat grote woorden volgden op de voet. Dat heeft bij veel mensen heimwee veroorzaakt naar het fatsoenlijke land waarin ze dachten te leven. De achtereenvolgende kabinetten Balkenende hebben daar het surrogaatproduct ‘normen en waarden’ voor bedacht. Maar dit ad hoc systeem van omgangsvormen, wetten, regels en ‘keihard handhaven’ kan nooit een vervanging zijn voor fundamentele menselijke waarden en breed gedragen principes, zoals Rita Verdonk tot haar schade mocht ondervinden.
Jammer genoeg is het met die Nederlandse idealen en principes beroerd gesteld. Nederlandse waarden volgen de weg van de minste weerstand. Ze houden stand zolang er niets op het spel staat. Zodra iemand luidruchtig bezwaar maakt, smelten ze weg als sneeuw voor de zon. We houden ons veel liever bij ad hominem argumenten.
Een paar voorbeelden. Het homohuwelijk, kleurrijk boegbeeld van Nederland Gidsland. Een handjevol Indonesische studenten is voldoende om Balkenende te doen toegeven dat het bij nader inzien toch niet zo’n groot cultuurgoed is.
Het symposium over de Armeense genocide te Enschede, dat bij nader inzien toch maar niet door kon gaan. Een van de sprekers, Zeki Arslan, onderwijsmedewerker van het multicultureel instituut Forum, werd dusdanig geïntimideerd en bedreigd, onder andere door de in Nederland uitgegeven Turkse krant Dünya, dat hij afzegde. Het hele symposium werd afgelast. Arslan verklaarde zich ,,in de steek gelaten door de Turkse gemeenschap in Nederland, de Nederlandse politiek en de media”. Nederland, een van de landen die de Armeense genocide hebben erkend, is niet bereid om een burger die over dit onderwerp wil spreken, afdoende te beschermen.
In zekere zin is ook het huidige hardvochtige asielbeleid het gevolg van onvrede die is veroorzaakt door de veel talrijkere, zichtbaardere, assertievere en verbaal aggressievere economische immigranten uit probleemgroepen. Het kabinet wil laten zien dat het de immigratie aanpakt, en kiest daarvoor dan de kleinste, kwetsbaarste, minst lastige groep uit, die de minste middelen van verweer heeft: asielzoekers.
Over de buren van Hirsi Ali zal ik het maar helemaal niet meer hebben. Er is slechts één ding dat Nederlandse principes sneller doet verdampen dan een grote bek, en dat is geld. Waarden, idealen, allemaal heel leuk, maar het moet niets kosten. We houden allemaal van grote woorden, maar slechts weinigen zijn bereid er hun nek voor uit te steken. De Nederlandse standvastigheid laat zich kernachtig samenvatten in de onsterfelijke woorden van overste Karremans: „Don’t shoot the piano player.” Daarom krijgen degenen die het hardste schreeuwen hier zo vaak gelijk.
Dit alles maakt Nederland tot een gevaarlijk land, en niet alleen voor Hirsi Ali.
Corine Vloet is Columnist van NRC Handelsblad
In Nederland is het geen verdienste als iemand een discussie op gang brengt, integendeel. Verder strekt het ook niet tot aanbeveling als iemand mooi is, uitzonderlijk en vooral: een vrouw. Hirsi Ali rekende op westerse waarden, ze kreeg gepolder.
Dat Hirsi Ali vertrekt naar Amerika, is op zich niet erg. We hebben geboft dat ze het hier zo lang heeft volgehouden. De meeste anderen waren in haar plaats allang vertrokken. Wel erg is wat de Zembla-affaire in de afgelopen week zoal heeft blootgelegd over onze samenleving. Met ongewone scherpte hebben zich een aantal ingesleten reflexen en taboes afgetekend die ons, ook nadat Hirsi Ali is vertrokken, nog lang parten zullen spelen.
Die taboes waren er al en zij kwam in het Haagse doormodder moeraspolitiek polderpeil nivellering en assimilatie in dit pannekoekenland waar alles overzichtelijk tot op het grondwater wordt afgebroken.
Waar iemand slechts tot maaihoogte mag groeien en door het partijbelang van links als rechts de PvdA en de VVD in het mijnenveld terecht komt en de VVD vervolgens fijn de rijen sluit en Hirsi Ali precies een jaar voor de verkiezingen van 16 mei 2007 dumpt door haar statenloos te verklaren.
Allereerst hét grote verwijt dat Hirsi Ali gedurende haar hele carrière is gemaakt, onlangs bondig verwoord door Hans Wiegel: „Ze heeft standpunten ingenomen die toch heel erg polariserend waren.” Zoiets is problematisch in ons land. Het is geen verdienste in Nederland dat iemand discussie losmaakt waar voorheen geen discussie was; het is een bedreiging. Het lijkt wel een hardnekkig oud-Hollandsch bijgeloof: als ergens niet over wordt gesproken, bestaat het ook niet. Het debat veroorzaakt polarisatie, waar voorheen slechts harmonie en eensgezindheid waren. Fundamentalisten bestonden niet in ons land, totdat het Woord hun leven inblies. Zo wist ook Ilja Leonard Pfeijffer in deze krant te melden dat Hirsi Ali „medeverantwoordelijk [is] voor het klimaat waarin sommige islamieten zich zozeer van Nederland vervreemd voelen dat zij zich niet langer gehouden voelen aan de Nederlandse wet”. Als was zij de eenvrouwsversie van het broeikaseffect. De net-niet-Dichter des Vaderlands, die wellicht een bovengemiddeld sterk geloof in de macht van het woord koestert, dicht Hirsi Ali hier wel zeer bijzondere, haast bovenmenselijke krachten toe.
Ja, dat bovenmenselijke van de heilige Ayaan was ook de bewijsvoering van de Engelsen om the Maid of Orleans with her snowwhite banner op de brandstapel te krijgen. In Belgie heeft men de Hexenhamer al uit de kast gehaald, een standaardwerk van de vrouwenvervolging door de kerkelijke inquistie.
Dit erelid, wichelroedeloper en groot orakel van de Veel Ver Dieners partij uit Dieven, hoe kon het toepasselijker of was het Dieren, nou opperaap op de landelijke politieke apenrots past evengoed.
Deze provenciale studentikoze blaaskaak met blote billen gezicht is echt niet te beroerd om als bezoldigd commissaris bij een computerbedrijf een btw/bv caroessel fraude van 6 miljoen buiten het jaarverslag te houden om zijn commissie veilig te stellen. Deze Wiegel mag wel schandknapen en mooie jongetjes regelen voor homofiele senatoren als van Riel. Kregen ze heroine of als braak genoteerde flessen sterke drank uit de familieslijterij?
Die echt niet te beroerd is een week nadat hij woordvoerder om voor het militaire vliegveld dat dicht gaat in Drente een burgerluchtvaartdoel te lobbyen zijn naamsbekendheid te verhogen door een tweetal in de media geprinte open brieven aan Ayaan Hirsi met volksmenner aanvallen en stemmingsmakerij.
Dat mag dan het goede voorbeeld geven als boegbeeld van de Partij.
Want Ayaan haar snavel laten houden daar score je mee in deze mediadictatuur.
Polarisatie is negatief in dit land want dan worden de achterliggende gedachten
opeen bespreekbaar en dat is politiek niet verstandig.
Standpunten horen vooral vaag te zijn en de maatschappelijke disscusie dient vooral
in bedekkende gangbare termen te worden gevoerd en bepaalde onderwerpen zijn
taboe verklaard vanwege buitenlanders die hun eigen cultuur willen doordrukken.
„Overeenstemming over de algemene richting van de maatschappij” geldt in Nederland als „uiterst belangrijk”, constateerde de Amerikaanse historicus James Kennedy in de vorig jaar verschenen bundel Nederland op scherp. Buitenlandse beschouwingen over een stuurloos land. Hij schrijft: „Als een bepaalde consensus tot stand is gekomen in Nederland, is het erg moeilijk om kritiek te leveren; mensen zijn niet langer echt geïnteresseerd in filosofische discussies over de grondslagen en de dieper liggende kwesties die nu door de consensus beslecht zijn. Deze algehele overeenstemming moedigt de discussie ook niet aan.” Immers, eendracht maakt macht, zoals iedere Nederlander weet. Waar onoverbrugbare meningsverschillen dreigen, wordt soms een poging gedaan feiten om te buigen tot plooibare meningen, om te zien of we het uiteindelijk toch niet allemaal eens kunnen worden. Zo kan hier een minister van Onderwijs voorstellen om Intelligent Design op het universitair curriculum te zetten, omdat dat een brug zou kunnen slaan tussen de harde wetenschap en allochtone studenten.
Onze angst voor stevige discussie heeft echter wel een aantal vervelende consequenties. Een daarvan is het door Kennedy gesignaleerde fenomeen van „plotselinge, radicale en massale bekeringen en enorme paradigmaverschuivingen” die volgen op lange perioden van saaie consensus. In zo’n politieke consensuscultuur, schrijft Kennedy, „worden tegengestelde visies niet tegen elkaar uitgespeeld, maar volgen ze elkaar op”.
Bovendien maakt de Nederlandse consensuscultuur Nederlanders gevoelig voor stemmingmakerij. De schijn van geloofwaardigheid volstaat, mits context en bron maar vertrouwd zijn. Zo kon Zembla, erkend kwaliteitsprogramma, wegkomen met journalistiek broddelwerk als ‘De heilige Ayaan’ – mede dankzij bijval van andere praatprogramma’s, een hoogleraar en een onafhankelijk Kamerlid dat zijn enige kans waar zag om geschiedenis te schrijven.
De druk om te conformeren is groot: we weten wat bon ton is, wat je als weldenkend beschaafd mens behoort te vinden, wat ‘buiten kijf’ staat, wat de gezaghebbende stemmen ons voorhouden. Al wat daar niet in past, wordt zo lang mogelijk genegeerd. Maar die eensgezind gekoesterde opvattingen kunnen, zoals we in de afgelopen jaren bij herhaling hebben gezien, in één keer omslaan.
Een van de zaken die buiten kijf staan in Nederland, is dat je niet mag discrimineren – het is misschien wel het grootste Nederlandse taboe. Van een terecht en noodzakelijk verbod op racisme en discriminatie is dat – gevoed door schuldgevoelens over de Tweede Wereldoorlog – uitgegroeid tot een diepgewortelde, cultuurrelativistische afkeer van elke vorm van onderscheid. Alles en iedereen is precies even goed als de rest, en geen haar beter. Hoe vaak hebben we de woorden ‘hoofd’ en ‘maaiveld’ niet gehoord in de afgelopen dagen? Bijna even vaak als ‘gelijke monniken, gelijke kappen’, vermoedelijk.
Deze houding leidt er bijvoorbeeld toe dat hoogopgeleide expats hier door de IND bejegend worden als waren het potentiële drugscriminelen die uit zijn op onze vetpotten. Inmiddels is economisch nut ook een factor geworden bij de toelating van migranten, maar dat mag niet aan de grote klok gehangen: „We voeren het beleid geruisloos in, omdat we bang zijn voor stennis”, aldus hoogleraar migratiegeschiedenis Piet Emmer in NRC Handelsblad van 6 mei. Er zou maar eens discussie van komen.
Het leidde er ook toe dat niet eens zo heel lang geleden – ongeveer totdat Hirsi Ali aantrad als parlementslid – elke vorm van kritiek op de islam of islamitische culturen met het verwijt ‘racisme’ dan wel ‘intolerantie’ van tafel kon worden geveegd.
Hirsi Ali schond het ‘boven het maaiveld’-taboe op alle denkbare manieren. Ze pleitte bijvoorbeeld voor selectie van immigranten. „Ik vind persoonlijk – en dat is geen partijstandpunt – dat je moet selecteren”, zei ze in Nova. „Talentvolle asielzoekers, die bereid zijn de Grondwet te erkennen en daarbij te leven, geen gevaar maar een aanwinst zijn voor de samenleving, verdienen de voorkeur boven de mensen die alles waar Nederland voor staat afwijzen en een vijand worden van de staat.”
Maar erger nog dan al haar controversiële opvattingen bij elkaar was haar eigen uitzonderlijkheid. Hirsi Ali blinkt uit, moeiteloos. Haar carrière is een fenomenale prestatie, zoals ook haar broer zei in Zembla. Ze is iets wat wij in Nederland helemaal niet graag zien: een zelfverzekerde, intelligente, aantrekkelijke, kosmopolitische, bevlogen, eigenzinnige, sterke, internationaal succesvolle en onafhankelijke vrouw. En dan ook nog zo zwart als roet! Geen valse bescheidenheid, nee, Hirsi Ali verontschuldigde zich op geen enkele manier voor haar succes. Onvergeeflijk, in Nederland. Over haar présence op het diner vanTime Magazine wordt nog altijd met verwondering en nauwelijks verholen afkeuring gesproken – te glamorous. Wat had ze dan moeten aantrekken? Een bananenrokje?
Nederland had Hirsi Ali een stuk acceptabeler gevonden als ze net iets lelijker, iets dommer en iets zieliger was geweest. Alle bijval in de afgelopen week is geen toeval: Nederlanders houden van verliezers, net als in ons voetbal. Overigens lijkt voor veel Nederlandse moslims het feit dat ze vrouw is en afvallige nog altijd genoeg om haar het eeuwige hellevuur toe te wensen.
Hoezeer het feit dat ze vrouw is tegen haar heeft gewerkt, blijkt uit de reacties op Hirsi Ali’s pleidooi The right to offend. Een stap te ver, oordeelde ook deze krant. Maar toen Salman Rushdie in 2005 een lezing met exact dezelfde strekking gaf voor de Amerikaanse mensenrechten en schrijversorganisatie PEN, met de titel ‘Defend the right to be offended’ (een positie die door internationale PEN en de Index on Censorship wordt gesteund), stonden tal van Nederlandse intellectuelen te juichen. Rushdie verkondigt elders dezelfde opvattingen als Hirsi Ali, en niet minder scherp. Van hem kunnen we het aanmerkelijk beter hebben.
Dat brengt ons bij de kern van de zaak. Vanaf het begin is het Hirsi Ali te doen geweest om de positie van de – islamitische – vrouw. Ze plaatste misstanden als gedwongen huwelijken, mishandeling, vrouwenbesnijdenis en economische en sociale achterstand met een zekere urgentie op de agenda. Daarvoor koos ze het podium waarvan ze dacht dat het de zaak het beste zou dienen. Haar eigen idealen en overtuigingen plaatste ze boven partijpolitieke overwegingen. De inhoud telde; de verpakking, of dat nou PvdA of VVD was, veel minder. En waar het die overtuigingen betrof, bleek ze niet bereid of in staat om op welke manier dan ook water bij de wijn te doen. Geen handige eigenschap voor een Nederlands politica, die geacht wordt te kunnen polderen in idealen.
Maar ook om andere redenen is haar bevlogen stellingname het grote struikelblok geweest voor Hirsi Ali. De politica richtte zich op de verbetering van de positie van vrouwen. Maar – en dit is één van de redenen dat haar ideeën niet meer weerklank vonden – vrouwen vinden we in Nederland niet zo belangrijk. Hoe anders valt de enorme achterstand te verklaren, ten opzichte van andere westerse landen, op het gebied van arbeidsparticipatie, kinderopvang, inkomensongelijkheid en het percentage vrouwen in leidinggevende posities? Jaar in jaar uit wordt het gemeld in rapporten en onderzoeken zonder dat de overheid daar enige consequentie aan lijkt te verbinden. Vrouwen zijn geen onderwerp om mee te scoren in Nederland.
Crucialer, het heeft er alle schijn van dat Hirsi Ali als idealistische nieuwkomer de rol van idealen en waarden in onze samenleving schromelijk heeft overschat. Vanaf haar eerste publicatie schreef ze met het vuur van de bekeerling over democratische principes, westerse waarden en de idealen van de Verlichting. Ze was daarin consequent tot op het bot. Wie anders zou, uit naam van de vrijheid van meningsuiting, een pleidooi hebben gehouden voor Mohamed Fahmi B., het lid van de Hofstadgroep dat volgens haar onterecht in de gevangenis zit? „Toepassing van de wet mag niet leiden tot uitholling van de open samenleving”, zei Hirsi Ali over zijn zaak. Dat hij haar vermoedelijk het liefst in de hel zou zien branden, met die open samenleving erbij, doet er helemaal niet toe.
Maar, zoals we de afgelopen vijf jaar herhaaldelijk hebben kunnen constateren zijn de Nederlandse idealen en waarden flinterdun. Onze beroemde tolerantie sneuvelde als eerste. Openheid, vrijheid, non-conformisme, de multiculturele samenleving en zo nog wat grote woorden volgden op de voet. Dat heeft bij veel mensen heimwee veroorzaakt naar het fatsoenlijke land waarin ze dachten te leven. De achtereenvolgende kabinetten Balkenende hebben daar het surrogaatproduct ‘normen en waarden’ voor bedacht. Maar dit ad hoc systeem van omgangsvormen, wetten, regels en ‘keihard handhaven’ kan nooit een vervanging zijn voor fundamentele menselijke waarden en breed gedragen principes, zoals Rita Verdonk tot haar schade mocht ondervinden.
Jammer genoeg is het met die Nederlandse idealen en principes beroerd gesteld. Nederlandse waarden volgen de weg van de minste weerstand. Ze houden stand zolang er niets op het spel staat. Zodra iemand luidruchtig bezwaar maakt, smelten ze weg als sneeuw voor de zon. We houden ons veel liever bij ad hominem argumenten.
Een paar voorbeelden. Het homohuwelijk, kleurrijk boegbeeld van Nederland Gidsland. Een handjevol Indonesische studenten is voldoende om Balkenende te doen toegeven dat het bij nader inzien toch niet zo’n groot cultuurgoed is.
Het symposium over de Armeense genocide te Enschede, dat bij nader inzien toch maar niet door kon gaan. Een van de sprekers, Zeki Arslan, onderwijsmedewerker van het multicultureel instituut Forum, werd dusdanig geïntimideerd en bedreigd, onder andere door de in Nederland uitgegeven Turkse krant Dünya, dat hij afzegde. Het hele symposium werd afgelast. Arslan verklaarde zich ,,in de steek gelaten door de Turkse gemeenschap in Nederland, de Nederlandse politiek en de media”. Nederland, een van de landen die de Armeense genocide hebben erkend, is niet bereid om een burger die over dit onderwerp wil spreken, afdoende te beschermen.
In zekere zin is ook het huidige hardvochtige asielbeleid het gevolg van onvrede die is veroorzaakt door de veel talrijkere, zichtbaardere, assertievere en verbaal aggressievere economische immigranten uit probleemgroepen. Het kabinet wil laten zien dat het de immigratie aanpakt, en kiest daarvoor dan de kleinste, kwetsbaarste, minst lastige groep uit, die de minste middelen van verweer heeft: asielzoekers.
Over de buren van Hirsi Ali zal ik het maar helemaal niet meer hebben. Er is slechts één ding dat Nederlandse principes sneller doet verdampen dan een grote bek, en dat is geld. Waarden, idealen, allemaal heel leuk, maar het moet niets kosten. We houden allemaal van grote woorden, maar slechts weinigen zijn bereid er hun nek voor uit te steken. De Nederlandse standvastigheid laat zich kernachtig samenvatten in de onsterfelijke woorden van overste Karremans: „Don’t shoot the piano player.” Daarom krijgen degenen die het hardste schreeuwen hier zo vaak gelijk.
Dit alles maakt Nederland tot een gevaarlijk land, en niet alleen voor Hirsi Ali.
Corine Vloet is Columnist van NRC Handelsblad